Als je in een situatie bent die spannend voor je is dan spelen gedachten een grote rol. Gedachten gaan meestal over mogelijke rampen die kunnen gebeuren (“ze zullen me wel stom of saai of niet normaal vinden”, “ik kan vast niet uit mijn woorden komen”).
Deze nare gedachten zetten de volgende processen in gang:
Ze zorgen voor angstklachten: trillen, zweten, droge mond, verhoogde hartslag en een licht gevoel van paniek.
Door nare gedachten wordt de aandacht direct op je eigen angstige gedrag gericht: je let op je fysieke verschijnselen en al je negatieve kanten worden uitvergroot. Deze zelf-gerichte aandacht vormt een groot deel van het probleem. Er gaat een groot deel van de energie naar deze zelfbeoordeling.