Ineens vond ik twee bijna complete stronken bleekselderij in mijn groentela, die er zo te zien al een tijdje lagen. Nu kunnen deze taaie rakkers best wat hebben. Ze zijn eraan gewend dat er voor een gerecht vaak hooguit een of twee stengels nodig zijn, waarna de rest geduldig moet gaan liggen wachten op een eventueel vervolg. Tja, bleekselderij is toch een beetje het muurbloempje onder de groentes. Nimmer op de voorgrond, intens bescheiden. Ook in kleur: niet knalgroen, eerder een beetje tegen het vaalbleekgele aan. Wat eten we vanavond? Bloemkool of boontjes, andijvie of spinazie? Gek genoeg hoor je nou nooit eens iemand uitroepen: ‘Bleekselderij!’ En toch zit er enorm veel smaak in, kruidig en verrassend zout-hartig. Vraag maar aan de Italianen. Niet voor niets beginnen die menig gerecht met gli odori (‘de geuren’). Een fijngehakte mix van gelijke delen – van elk maar een beetje – ui, wortel en bleekselderij die de basis vormen van bijvoorbeeld bolognesesaus. Juist door die groentes rustig en langzaam samen te laten fruiten, krijg je een aromatisch smaakbommetje dat de hele boel optilt naar veel meer dan de spreekwoordelijke som der delen.
Maar hoe kwam ik nou toch aan twee van die stronken? Geen flauw idee. Tja, met twee koelkasten en veel heen en weer gereis naar Frankrijk vergeet je wel eens wat je ook alweer allemaal op voorraad hebt.
Lees verder op www.kokenmetkarin.nl
Geplaatst op 29 juni 2023 door KokenmetKarin